United Nations High Commissioner for Refugees
  • Tekstgrootte  Normal size text Increase text size by 10% Increase text size by 20% Increase text size by 30%
  • Printversie Printversie
  • Email dit document Email dit document
E-mail ontvanger: *
Uw naam: *
Uw e-mail: *
Uw boodschap:
Verplichte velden zijn gemarkeerd met een *. De informatie die u op deze pagina invult zal niet worden gebruikt om ongewenste e-mail te versturen, en worden niet verkocht aan derden.

Blog uit Irak van UNHCR-medewerker Karel Hendriks

16-10-2013: Het is alweer even geleden, mijn laatste teken van leven. Er is veel gebeurd de afgelopen weken, dus ik wil graag weer een paar verhalen vertellen. Ik zal niks schrijven over de veiligheidssituatie hier; Irak verkent nog altijd de dieptes van die neerwaartse spiraal. Gelukkig zijn er ook wel lichtpuntjes in deze duisternis te vinden. Op 15 augustus opende de regering in Koerdistan de grens met Syrië en stroomde een menselijke rivier van duizenden vluchtelingen over een gammel pontonbruggetje het land in. Daar is op zich weinig vrolijks aan, maar de manier waarop ze ontvangen werden, is vrij spectaculair. Positieve verhalen over NGO’s en de VN zijn dun gezaaid tegenwoordig, maar in enkele dagen tijd slaagde men er in om zo’n 20,000 mensen van onderdak te voorzien. Inmiddels zijn er 225,000 vluchtelingen in Noord-Irak, waarvan er bijna 65,000 sinds mid-augustus  tot 7 oktober zijn aangekomen. Het zet de angst voor een ‘tsunami van gelukszoekers’ in Nederland, in ieder geval weer even in perspectief. In Nederland kwamen in heel 2012 minder dan 10.000 asielzoekers om hulp vragen.

In eerste instantie had ik persoonlijk weinig te maken met al deze gebeurtenissen. Vanuit Bagdad moest een handjevol mensen zich tenslotte ook nog bekommeren om de ‘old caseload’, die met het oog van de wereld op Koerdistan gericht helemaal in de vergetelheid dreigde te raken. Echter, ook op de vlucht geslagen Syriërs krijgen kinderen; heel veel kinderen. Deze kiddo’s komen stuk voor stuk buiten hun thuisland ter wereld, en als hun geboorte niet officieel erkend wordt door de Irakese overheid dient zich een heel nieuw probleem aan: een geboortecertificaat geeft aan waar je geboren bent, welke nationaliteit je ouders hebben, en dus ook op welke nationaliteit jij recht hebt. Zonder dit stukje papier kunnen duizenden kinderen die in Irak geboren worden niet terugkeren naar Syrië, wanneer die dag ook mag komen.

Daarom werd ik naar Erbil (Noord-Irak)  gestuurd om te kijken of de geboorteregistratie voor Syrische vluchtelingen daar wel op orde is. In het eerste kamp werd ik rondgeleid door een lokale beroemdheid: een Syrische Koerd met een cowboyhoed. Zelf zes weken terug gevlucht, loodste hij me in vloeiend Engels (voor de oorlog studeerde hij landbouwtechniek aan de universiteit) van tent naar tent, op zoek naar pasgeboren baby’s. Tijdens ieder gesprek vormde zich binnen luttele seconden een kring van geïnteresseerde omstanders, die afwachtend maar hoopvol aanschouwden wat deze passant te melden had. Al snel bleek dat haast geen enkel kind een geboortecertificaat had. En natuurlijk komt tijdens zo’n gesprek een heel scala aan andere problemen aan bod. Dit soort bezoekjes, ‘protection monitoring’ noemen we het, zijn echt een hoogtepunt van dit werk. Vaak zijn de vragen simpel maar prangend: “Mijn ID is afgepakt, hoe krijg ik die terug?”, “Mijn kind heeft diabetes, zijn er speciale rantsoenen?”. En met een beetje geluk is de oplossing binnen handbereik. Soms zijn de vragen echter ingewikkeld en pijnlijk: “Wie zorgt er voor deze weeskinderen? Ik heb mijn eigen familie om voor te zorgen en kan het niet langer opbrengen...”. Een andere keer is de vraag gericht op een toekomst verder weg: “Er is geen perspectief hier, kunnen jullie mijn gezin hervestigen in Duitsland?”.

Hoewel in de kampen die typische geur van stilstaand water en rottend afval hangt, is het zeker niet alleen kommer en kwel: kinderen zwermen in slinger-tik in het rond en er klinken luidkeels tafels die vanuit de Unicef-tent worden opgedreund. Al met al is de sfeer redelijk optimistisch: men is het geweld ontvlucht, de kampen zijn (nog) niet overvol, de Irakese Koerden zijn (nog) warm en verwelkomend en men mag de kampen (nog) vrijuit verlaten om naar werk te zoeken. Alleen in een troosteloze hoek van het laatste kamp dat ik bezocht, in Suleymaniyah, trof ik een groep Syrische zigeuners die net als thuis, net als overal, zelfs door de hulpverleners werden gediscrimineerd. Terwijl ik de klachten aanhoorde, kauwde de hele groep onophoudelijk op hun zonnepitten, waardoor het leek alsof ik in een kring met krekels stond. Twee meisjes giechelden verlegen aan de rand van het gezelschap, wezen naar m’n collega uit Ivoorkust en naar mij, en constateerden tevreden: “melk en chocolade!” Toch nog een lach in deze treurige uithoek.

Hoe vreemd het ook mag klinken, de afgelopen tijd is voor mij de beste geweest sinds mijn komst naar Irak. Het is echt bijzonder om een klein onderdeel te zijn van het antwoord op zulke grote gebeurtenissen. Ik ben inmiddels weer terug in Bagdad, en werk aan brochures die we met duizenden tegelijk zullen uitdelen om mensen te vertellen waar ze de geboorte van hun kind ‘officieel’ kunnen maken. Intussen onderhandelen we met de regering in Koerdistan om het registratieproces te versimpelen. Voorkomen is beter dan genezen, en op deze manier kan de staatloosheid voor een volgende generatie hopelijk worden afgewend. 

« terug

URL: www.unhcr.nl/over-unhcr/unhcr-wereldwijd/blogs.html
copyright © 2001-2016 UNHCR - all rights reserved.